Japanse gember
De Japanse gember (Zingiber mioga) is het winterharde broertje van de algemeen bekende gember (Zingiber officinale). De planten komen van nature voor in de noordelijke bossen van Japan. Het klimaat in deze bossen lijkt erg op dat in onze bossen. De Japanse gember is daarom makkelijk te telen in West-Europa.
Plant deze gember bij voorkeur in de schaduw, zeker niet in de brandende middagzon. Om de planten goed de winter door te krijgen, zorg je voor een goed drainerende bodem. Japanse gember telen we daarom op verhoogde bedden.
De plant sterft in de wintermaanden af en komt weer boven in het voorjaar. Je kunt dan de jonge scheuten oogsten. Aan het einde van de zomer verschijnen vanuit de grond de bloemknoppen, ook deze kun je oogsten. Je kunt ze allebei gebruiken als gewone gember. Verwerk ze in salades, roerbakgerechten of laat ze meekoken in curry of soep.
De knollen niet gebruiken, ze zijn licht giftig.
Gembersaus.
Deze gember wordt op Japanse wijze ingemaakt en kan verschillende maanden worden bewaard. Het smaakt prima als sausje bij sushi.
Ingrediënten:
- 1 ons jonge gember
- 5 dl water
- 1/2 theelepel zout
- 1 dl rijstazijn
- 1,5 eetlepel suiker
- 1/2 theelepel lichte japanse sojasaus
Snijdt de gember aan schijfjes. Doe de gemberschijfjes in een kom en giet het koude water er overheen. Laat een half uur staan. Zeef het daarna door een vergiet en breng het water aan de kook. Voeg de gember toe, breng weer aan de kook en haal de gember eruit. Laat afkoelen en dep droog met keukenpapier. Strooi wat zout over de gember. Breng in een steelpan de azijn, de rest van het zout, de sojasaus en de suiker aan de kook en roer tot de suiker is opgelost. Giet de vloeistof over de gember en laat dit minstens drie dagen staan voor gebruik. Bewaar het in een afgesloten bakje in de koelkast.