Wilde mispel
De mispel (Mespilus germanica), is een heester uit de rozenfamilie (Rosaceae). De vrucht heet ook mispel.
Als je de mispel ziet denk je wellicht als eerste aan een appelboom, daar lijkt hij namelijk een beetje op. Hij kan 1,5 tot 6 meter hoog worden. Het hout is hard en fijn nervig. Pas op de twijgen hebben doornen. De takken zijn kronkelig en de plant is vaak breder dan dat deze hoog is.
Bekijk je de bladeren dan zijn deze circa 5 tot 12 cm groot en langwerpig van vorm, hou je het blad op zijn kop dan is deze eirond. Ze zijn aan beide zijden zacht behaard en in de winter worden ze afgeworpen. De bladvorm is fijn gezaagd en toegespitst. Het blad is donkergroen van kleur en een korte steel.
De mispel bloeit in mei met witte - soms roze - bloemen, het doet een beetje denken aan een wilde roos. De mispel zit vol vitamine C en schijnt goed te zijn voor de maag en de spijsvertering. Mispels zijn het lekkerst als ze heel erg rijp zijn, bijna rot (fermenteren), dan moet je ze gauw eten want anders is het niet meer lekker.
Mispelgelei
- 1 pond rijpe mispels;
- 250 gram suiker;
- 4 dl water;
- Het sap van 1 citroen.
Hak de mispels fijn men doe deze in het water die je aan de kook brengt, een half uur laten koken op laag vuur (zachtjes koken). Af en toe roeren. Voeg daarna de citroensap toe. Vervolgens nog een half uur door laten koken. Hang een grote zeef over een grote pan en giet de moes in een geleizak in de zeef. Laat het maar liefs een hele nacht goed uitlekken. Voeg per dl mispelgelei-sap100 gram suiker toe. Brengt het mengsel dan weer aan de kook en laat het 5 minuten doorkoken.
Gebruik brandschone potten om de gelei in te doen en sluit af met een schone goedpassende deksel. De mispelgelei kan maanden bewaard worden. Heel lekker bij stoofschotels of wil gerechten.